Kubisch:   Kristallen die voornamelijk kubusvormig zijn, als dobbelstenen. Ze bestaan uit 3 paar zijden, die allen dezelfde lengte, breedte en de hoogte hebben. Er bestaan ook 8- en 12-zijdige varianten. Voorbeelden: Pyriet, zout.



Monoklien:   Is één van de meest voorkomende kristalstelsels, geen enkel paar zijden heeft dezefde lengte, breedte of hoogte.
Voorbeeld: gips.




Triklien:   Het minst symmetrische kristalstelsel, geen enkele zijde heeft dezelfde afmetingen als een andere zijde en geen enkele zijde maakt een rechte hoek met een andere zijde.
Voorbeeld: Axiniet




Tetragonaal:   Een meer uitgerekte vorm dan kubisch. Deze kristallen hebben 3 zijden die een rechte hoek met elkaar maken; slechts 2 zijden hebben dezelfde lengte, breedte hoogte.
Voorbeeld: Idokraas




Rombisch:   Dit kristalstelsel wordt gekenmerkt door afgeplatte zijkanten. De 3 zijden zijn ongelijk, maar maken een rechte hoek met elkaar. Voorbeeld: Bariet



Hegagonaal en trigonaal:   Deze 2 kristalstelsels worden vaak samen in 1 groep geplaatst vanwege hun gelijkvormige vorm. Hexagonale kristallen lijken op zeshoeken met puntige piramiden aan beide uiteinden. Voorbeeld: Beryl Trigonale kristallen lijken op Hexagonale, maar zijn meestal minder duidelijk gedefinieerd. Voorbeeld: Kwarts